Licht uit, spots ook uit.
Of hoe mensen zoals ik onbedoeld onder de radar blijven. (TW: trauma)
Deze week sprak ik met een traumatherapeut.
Niet gezellig op café of omdat we er één in de familie hebben of zo, maar wel omdat ik er zelf eentje ben gaan opzoeken.
Ik schreef eerder al over hoe ik tot de vaststelling “autisme” kwam en een beetje later “en ook ADHD” - maar hoewel die twee een groot stuk van de lading dekken, zitten er hier en daar toch nog onbedekte stukjes brein tussen die nog een dekentje zoeken.
Dat dekentje is trauma. En het is jammer genoeg geen warm en zacht dekentje.
En hoe kan het ook anders? Opgroeien is voor veel neurodivergente mensen een bron van trauma. Zelfs zij die opgroeiden met een vroege diagnose, veel ondersteuning en in de meest liefdevolle gezinnen, botsten vaak tegen hun eigen beperkingen, het onbegrip van anderen en de executieve disfunctie. Als zo iemand dan opgroeit zonder diagnose, in een gewelddadig huishouden, zonder de juiste steun en met een hoop andere toevallige gebeurtenissen die trauma veroorzaken, enzovoort - tja, dan is het niet zo vergezocht of moeilijk te begrijpen dat quasi de helft van de autisten ook PTSS of CPTSS heeft, in vergelijking met minder dan 10% bij de neurotypische medemens.
Maar dus: de therapeut.
Ik wil nog niet veel schrijven over de therapie zelf - het is nog te nieuw, nog te rauw, en vooral nog te pijnlijk. Het was ook nog maar een kennismaking. Tijdens dat eerste gesprek vertelde de therapeut over haar eigen traject, over hoe ze vroeger in de bijzondere jeugdzorg werkte, en over hoe ze dan tieners, kinderen en zelfs kleuters begeleidde, al dan niet vrijwillig, met hun psychische problematieken.
En toen begon ik te huilen.
Ik had wel verwacht dat er tranen zouden vloeien, maar dan eerder bij een trauma waarover ik vertelde, of zo? De therapeut keek mij dan aan en merkte op dat ze wat zag gebeuren, en of ik het kon verklaren, en het duurde even vooraleer ik zelf doorhad wat er net was gebeurd. De eerste zin die ik eruit kreeg was: “ik wou dat ik jou had gekend toen ik 4 jaar oud was.”
En toen klikte er iets in mijn hoofd - ook dit is een trauma.
Mijn leven zou er heel anders uitgezien hebben, mocht ik niet opzijgezet geweest zijn met allerlei uitvluchten zoals “een druk kind”, "gewoon een lastig kind”, “aandachtszoeker”, of mijn favoriet: “goh ja, gescheiden ouders, he”. Mocht er gewoon iemand geweest zijn die doorhad: hey, dat kind heeft pijn. De vraag gesteld of ze konden helpen. Gewoon iets.
Maar ik en mijn autisme / ADHD / ptss / whatever vlogen mooi onder de radar, want ik was een intelligent kind. Ik heb mezelf leren lezen toen ik 4 jaar oud was, ik zat boekjes voor te lezen voor mijn klasgenootjes in de kleuterklas, terwijl de juf rustig aan het opruimen was. Dan kon er echt niks aan de hand zijn, toch?
Jullie hebben de stereotypes vast al vaak genoeg gehoord, maar ik herhaal ze nog eens: meisjes worden zo vaak over het hoofd gezien, bij vanalles. Meisjes krijgen vaak geen diagnose, of een verkeerde. Meisjes kunnen vaak heel goed maskeren, omdat de maatschappij dat van hen verwacht, veel meer dan van jongens. Dus dat is wat ik deed. Ik was slim genoeg om te kunnen antwoorden op de vragen in de klas zonder echt op te letten. Ik had geen behoefte aan sociaal contact, dus in plaats van me te begeven op het pad van problematische sociale interacties, had ik er liever helemaal geen - dus dat viel niet op. Ik was gewoon een druk, verstrooid, raar meisje.
Vaak werd ik ook gestraft voor mijn beperking.
Er was zogezegd niks mis met mij, dus alles wat ik deed dat buiten de lijntjes viel, was rebels gedrag. Ik was een stout kind. Maar wat niemand doorhad, was dat mijn “stout” gedrag eigenlijk gewoon coping mechanismes waren.
De speelplaats was een luide, drukke plaats. Ik was al overprikkeld van verschillende uren in de klas opletten, de speelplaats was geen “effe pauze, frisse neus halen”-situatie maar een “moest deze school op een berg gebouwd zijn, ik sprong er vanaf”-situatie.
Ik liep dan ook vaak weg - niet buiten de school of zo, maar terug naar binnen. Ik glipte voorbij de toezichthoudende leerkracht en zo de eetzaal binnen. Of de turnzaal - op een bepaald moment waren we voor het moederdagdansje langs de achteringang van de turnzaal gelopen, die wist ik dus zijn en dat was ook een favoriete verstopplaats.
Ik wilde gewoon alleen zijn, stilte, rust, een boekje lezen of een dutje doen. Ik deed niemand kwaad, ik stak de school niet in brand of zo. Maar dat mocht niet. “Je moet met je vriendjes gaan spelen, Amy! Frisse lucht is belangrijk!” Ugh, vreselijk!
Soms deed ik alsof ik ziek was. “Amai, ik ben net gaan overgeven! Mag ik naar het secretariaat?” Elke uitvlucht om toch maar effe weg te zijn. Het viel natuurlijk op, na een tijdje. Je zou dan denken dat die leerkrachten vragen, “Amy, waarom zoek jij eigenlijk zoveel uitvluchten om weer binnen te gaan?” Maar neen, in de plaats daarvan kwamen ze mee naar ‘t toilet, om te kijken of er wel echt overgegeven was. Dus ik leerde dat met opzet te doen, want mijn verhaal moest kloppen.
Naar de dokter gaan met een “hoestje”, zodat hij een briefje zou schrijven om binnen te blijven tijdens de speeltijd. “Iets kwijt zijn” en dan binnen moeten gaan zoeken. “Mijn brooddoos vergeten” dus even naar mama moeten gaan bellen. Dat soort dingen.
En eigenlijk vind ik dat nog het ergste stuk — dat ik moest liegen. Ik ben geen leugenaar, ik wil eerlijk zijn, ik vind eerlijkheid enorm belangrijk, maar eerlijk hielp me niet, dus moest ik iets zijn waar ik me nog slechter door voelde. Vicieuze cirkel.
Dus ja - ik zat daar dan, bij de therapeut, en deze situaties flitsten aan mij voorbij. Niet echt dingen waar ik al vaak aan teruggedacht heb, want goh, ja, waarom zou je dat doen? Maar de therapeut zei “bijzondere jeugdzorg”, en ik was jaloers. Oprecht jaloers, want ik had OOK wel graag bijzondere jeugdzorg gehad. Iemand die me zei, “hey wat je voelt is heel normaal”. Iemand die tegen de juf zei, “laat ze maar gewoon binnen zitten, dan kan ze de hele dag doorkomen zonder meltdown”. Iemand die tegen mijn ouders zei, “uw kind heeft autisme en ADHD, doe daar iets mee.”
“Ik wou dat ik jou had gekend toen ik 4 jaar oud was,” zei ik met een traan, en daarmee was het eerste trauma al besproken.
Blij dat je een therapeut gevonden hebt, maar wat vind ik het erg dat je als kind zo afgezien hebt. Ik zou je zo een knuffel willen geven (maar dat zou wellicht wat raar zijn aangezien wij elkaar niet kennen, nog afgezien van het feit dat je misschien helemaal geen fan bent van knuffels). Ik wens je heel veel succes met je verdere traject.
En tegelijkertijd botsen mijn twee kinderen met autisme op onbegrip bij mijn schoonouders. Als ze het moeilijk krijgen door de drukte tijdens een familiefeest (the worst) en ik neem uitgebreid de tijd om hen te sussen, kalmeren. Wanneer ik met mijn kinderen dan in gesprek ga, luister naar hoe hard ze aan het afzien zijn dan krijg je rare blikken: Je bent hen aan het bederven; kan je echt niet genezen van autisme; die hebben geen respect voor ons; waarschijnlijk maak je het erger omdat je dat zelf hebt; wat ben je met dat label. Ik ben dat zo beu allemaal.