Het gaat goed met mij.
Ik ben zo gewend daar onmiddellijk een “maar” achteraan te gooien, à la:
maar ik ben nog niet 100%.
maar het heeft zijn ups en downs.
maar ik ben er nog niet.
maar ik ben nog steeds in therapie.
maar ik heb nog veel werk.
maar ik heb nog een lange weg af te leggen.
maar—
… maar eigenlijk hoeft dat helemaal niet.
Ik mag én kan ondertussen gewoon zeggen: het gaat goed met mij.
Voor het eerst sinds een lange tijd voel ik weer levenslust. Daar waar ik enkele maanden geleden niet verder vooruit kon kijken dan volgende week, staan er nu plannen in mijn agenda voor meer dan een jaar in de toekomst. Het was moeilijk voor mij om aan toekomstplannen te denken, vooral dan op werkvlak. Nog maar kijken naar code gaf me paniekaanvallen, maar nu durf ik te dromen over alle aspecten van wat ik in de toekomst als werk wil (en gà, verdorie!) doen. Ik speel met namen, concepten, designs, zonder daarop te fixeren maar ook zonder daar bang voor te zijn. Ik schilder weer, een hobby die toch al eventjes weer in de kast zat, en niet alleen omdat het in de winter erg koud is in mijn bureau. Creativiteit en levensvreugde, die heb ik gemist, en ik ben ZO blij dat ik die weer kan omarmen!
Dat alles maakt die kanttekeningen jammer genoeg niet minder waar, natuurlijk.
Ik heb oprecht nog een lange weg te gaan. We doen nieuwe dingen en die gaan goed, we zoeken een weg doroheen therapie, medicatie en meer autonomie, maar dat is geen kant-en-klare, ‘one size fits all’-oplossing, dus dat is wat zoeken. En dat komt allemaal met een extra uitdaging in de vorm van acceptatie. Kan ik accepteren dat ik “afhankelijk” ben van medicatie om me volledig mezelf te kunnen voelen? Dat boezemt me angst in, afhankelijkheid. Niet enkel van medicatie, maar van diagnoses en dokters en de economie. Dat durven is nieuw voor mij, en dat doen vergt nog wat oefening, maar ik denk dat het wel zal lukken. Ik geloof dat het wel zal lukken.
Ook dat is nieuw. En spannend!
Ik heb al lang niet meer geblogd, en dat heeft voor een groot stuk te maken met hoe heftig, complex en persoonlijk traumatherapie is.
Tijdens de zoektocht naar autisme en ADHD (en ook aan het begin van de traumatherapie) was het gemakkelijker om te bloggen, want dan kon ik zo van die stukjes schrijven à la “ik heb vandaag iets heel nuttigs geleerd in therapie, ik deel het met jullie zodat het jullie ook kan helpen!”
Ik leer nog steeds veel in therapie, maar die lessen zijn nooit echt “af” genoeg, nooit echt een mooi samenhangend geheel. Die inzichten komen vaak trager, in kleinere stukjes binnen, in tegenstelling tot zo één grote openbaring. Er gaan verschillende sessies over verschillende onderwerpen die onderling verweven zijn, en die openbaringen komen vaak heel passief binnen, zo precies of ik merk plots op dat mijn mindset helemaal is veranderd of dat iets nu supergemakkelijk gaat terwijl dat vroeger moeilijker was, maar ik kan niet ECHT zeggen wanneer of hoe of waarom dat is veranderd. Dat is verwarrend, en dat vergt dan weer meer therapie om te begrijpen, en zo blijf je bezig.
De context van die sessies, de onderwerpen, de trauma’s - die zijn ook erg persoonlijk. Niet dat ik over het algemeen moeite heb met persoonlijke dingen delen, maar ik vind het wel steeds moeilijker omdat ik er steeds dichterbij kom te staan. Dat klinkt averechts: je zou denken dat ik al heel mijn leven heel diep in dat trauma zit en er nu een meer afstandelijke kijk op krijg, toch? Maar het voelt anders. Precies of ik al heel mijn leven in een bubbel in dat trauma zat, en therapie doorprikt de bubbel waardoor ik nu voor het eerst écht dat trauma aankijk, aanraak, en op termijn ook verwerk.
Dat heet dissociatie, een copingmechanisme waarbij je brein zich loskoppelt van al de emoties, al de herinneringen of zelfs het eigen lichaam. Er komt een soort splitsing waar bij “jij” in je hoofd zit, terwijl al het trauma opgeslagen wordt in je lichaam.
Mijn therapeut tekent dat dan ook echt zo op haar whiteboard:
Dat is eigenlijk, heel simplistisch uitgelegd, hoe trauma werkt: je brein ervaart een trigger (een huidige situatie, bv. iemand steekt onverwachts zijn hand op om je een high five te geven) die overeenkomt met een traumatische ervaring (een vroegere ervaring, bv. je boze vader die zijn hand opsteekt om je te slaan) en je lichaam reageert daarop met de reactie van toen in plaats van met een gepaste reactie op de huidige situatie (bv. je voelt je angstig, je springt achteruit en gooit je armen over je hoofd om jezelf te beschermen.) Dat is uiteraard een overreactie op de échte situatie, en je brein weet niet altijd exact waarom.
Ik heb heel mijn leven doorgebracht in mijn hoofd. Het is daar een rare, vermoeiende en vaak overprikkelende maar toch wel toffe plaats, al zeg ik het zelf. Ik heb altijd gerekend op mijn intelligentie, mijn inzicht en mijn kennis om te overleven. Mijn patroonherkenning, mijn inzicht en mijn creatieve oplossingsgerichtheid zijn mijn favoriete eigenschappen van mezelf. Dat is waardevol, al geef ik toe dat ik dat soms een beetje for granted heb genomen. Ik ben mijn breintje meer gaan appreciëren doorheen dit traject, want verdorie, dat heeft mij al door heel veel moeilijke situaties geholpen, mij gered, mij helpen overleven.
Maar dat lichaam, dat is meer dan alleen maar een soort van vlezige mech suit waarin ik mijn brein rondchauffeur. Daar zit ook heel wat wijsheid in.
Het klinkt heel zweverig en als iets dat Ingeborg zou zeggen, maar het is wel écht waar. Ik keek ook heel vreemd toen mijn therapeut daar eerst mee kwam opzetten, dat trauma opgeslagen zit in het lichaam en daar al de wijsheid in zit die je brein nooit bewust heeft verwerkt. Dat er ervaringen zijn die mijn brein niet meer weet, dat kon ik niet vatten. Dat mijn lichaam dingen doet zonder mijn brein te consulteren al helemaal niet, want ik ben toch mijn brein en ik ben toch de baas?
Ik heb geleerd dat het wel klopt. Traumareacties, bijvoorbeeld, dat komt echt uit het lichaam en niet uit het hoofd. Ik grijp terug naar het voorbeeld van de high five. Er is daar heus geen denkproces geweest met als conclusie “die man gaat mij slaan!” - dat is je lichaam dat, puur uit instinct, alles begint aan te maken dat zich vormt tot wat het brein achteraf herkent als paniek. Beetje vergelijkbaar met, wanneer je plots een auto op je af ziet rijden in je ooghoek, je ook niet stilstaat en observeert, maar puur op instinct wegspringt. Of wanneer iemand plots in je arm knijpt, je “auw!” roept. Dat soort dingen. Exact hetzelfde, hetzij een beetje complexer.
Dat aanvaarden was moeilijk, maar daaruit komt ook voort dat ik wat meer ben gaan vertrouwen op mijn lichaam. Mijn instincten, mijn gut feeling, is eigenlijk echt on point. Hoe kan dat ook anders, na zo veel jaren (traumatische) ervaring waarin ik zowel het beste als het ergste van de mensheid zag? Waarin ik mensen moest leren lezen, moest leren inschatten hoe ze zich voelden nog lang voor zij daar zelf bij stilstonden, alleen maar om te kunnen overleven?
Dus wanneer ik iemand ontmoet en mijn buik zegt “grmbl”, dan negeer ik dat niet meer. Dat is mijn instinct, mijn lichaam dat zegt, “hier zijn signalen die je brein nog niet heeft gesnapt, maar ik al wel!” Vroeger zou ik dat instinct onderdrukken, domme beslissingen maken, gekwetst raken, en dan pas met de hersenen tot het inzicht komen dat ik eigenlijk al van in het begin die signalen zag, maar negeerde. Omgekeerd ook, wanneer ik iemand ontmoet en mijn hart wordt warm? Yep, da’s een goeie, die gaan we houden!
Maar even terug naar dat bloggen, en waarom dat zo moeilijk ging.
Dat opgeslagen trauma aankijken is heel vermoeiend. Voelt heel onveilig, ook al is mijn therapeut fantastisch en heeft ze een heel warm en veilig nest voor me gebouwd. Na de therapie thuiskomen en erover vertellen aan de echtgenoot, kost dubbel de energie. Er dan ook nog eens over bloggen, dat was wat te veel van het goede. Niet dat ik niet wou, maar wel dat ik ook eens iets anders in mijn hoofd wou dan traumaverwerking.
Dat is jammer genoeg hoe de voorbije jaren aangevoeld hebben: alsof ik niet méér was dan autisme, adhd, depressie, burnout en trauma. Mijn leven leek een aaneenschakeling van therapiesessies, de tijd ertussen juist genoeg om op adem te komen en te snakken naar het volgende contactmoment met de therapeut. Het is niet dat ik niks anders in mijn leven hàd - ik had gewoon écht de energie niet om eraan te spenderen.
Om even een beeld te scheppen: ik kon “één groot ding” aan per week.
Ga ik naar de therapeut deze week, dan kan ik niet naar familie of vrienden. Heb ik een huisdoktersbezoek op dinsdag deze week, dan zit samen gamen met vrienden op zaterdagnamiddag er niet in. Vaak lukten meerdere kleine dingen op één dag ook niet. Moest de afwas vandaag gedaan worden, dan kon ik niet ook boodschappen gaan doen én ook nog koken vanavond. Mijn energie was extreem beperkt, veel te weinig om goed te functioneren, laat staan complexere, stressvolere situaties aan te kunnen.
De observante lezer heeft opgemerkt dat ik dat in de verleden tijd schreef. We zijn er nog niet, maar het is wel aan de beterhand. Er lukken al meerdere dingen in één week en op één dag, en ik heb voor het eerst echt het gevoel dat ik richting “beter” aan het gaan ben. Nu is de uitdaging dat niet overhaasten, maar het gewoon te accepteren voor wat het is en te vertrouwen in het proces.
Met die nieuwe energie komt er ook een beetje energie vrij om dit bloggen terug op te pikken. Voor mezelf, omdat ik daar ook wel echt iets uithaal, maar ook voor jullie, omdat ik hoop met wat ik schrijf toch minstens één iemand te bereiken, één iemand een inzicht te geven in iets van zichzelf, en zo één iemand te helpen.
Over die drang om mensen te helpen, daarover zal ik een andere keer bloggen - volgende maand of zo?
Tot dan!